INLEIDING
Dit is het eerste artikel van een reeks van zes artikelen over het bankroet van de democratie. De reeks werd eerder op Commomsensetv gepubliceerd in de nazomer van 2020.
Gezien de recente ontwikkelingen in ons land en de verregaande plannen van het huidige Haagse regiem, worden steeds meer en meer mensen wakker. Als daadwerkelijk onafhankelijk nieuwskanaal laat Commonsensetv samen met tientallen andere kanalen de ‘andere kant van het nieuws zien’. Nieuws niet gekleurd door politieke correctheid of politiek opportunisme. Dus mocht u tot de categorie mensen behoren op zoek naar het nieuws achter het staatsgoedgekeurde ‘nieuws’, wees welkom op Commonsensetv!
HET BANKROET VAN DE DEMOCRATIE
In deze serie wordt onderbouwd waarom onze democratie definitief bankroet is. Op grond van feiten, cijfers en onderzoek wordt het politieke apparaat onder de loep gelegd, stap voor stap geanalyseerd en gewogen op het democratisch gehalte. Aan de orde komen:
- Artikel 1 – Over het zwaktebod en armoe troef. Zijn er redenen aan te wijzen dat ons land voortdurend kampt met falende bestuurders?
- Artikel 2 – Over de mythe van de invloed van de kiezer. Hoeveel blijft er daadwerkelijk over van de veelgeroemde invloed van de kiezer?
- Artikel 3 – Over kadaverdiscipline en de volksvertegenwoordiging. Hoe vult het parlement haar grondwettelijke wetgevende en controlerende taak eigenlijk in?
- Artikel 4 – De mythe van de onafhankelijke rechter. De grondslag van een democratisch rechtsstaat staat of valt met een onafhankelijke rechtspraak. Hoe is het daar eigenlijk mee gesteld?
- Artikel 5 – Over burgers, bestuurders en bedorven bestuurscultuur. Hoe gaan overheden eigenlijk om met burgers in de praktijk?
- Artikel 6 – Over democraten en deskundigheid. Hoe zou de democratie opnieuw vormgegeven kunnen worden?
DEEL 1 – OVER HET ZWAKTEBOD EN ARMOE TROEF
Het covid-19 virus heeft zonder twijfel de geschiedenisboekjes gehaald. De toekomst zal uitwijzen of regeringen daarin wereldwijd als staatslieden van formaat worden beschreven of als jammerlijke klunzen. De traditie wil dat de geschiedenisboekjes geschreven worden door de overwinnaars. Vanuit die optiek is de kans op geschiedvervalsing nogal groot. Maar er komt steeds meer en meer boven water over het regiem dat het daglicht niet kan velen. Uiteraard hun manipulaties tijdens de coronahoax maar ook lang daarvoor was het democratisch gehalte van ons bestuur van zeer twijfelachtig niveau. Een analyse beginnend aan de basis.
Politieke partijen – hun relevantie
Elk jaar zien we hetzelfde ritueel wanneer de cao-besprekingen van start gaan. Gekissebis tussen vakbondsbestuurders en werkgevers, gemarchandeer op de vierkante millimeter. Ook de Nederlandse staat, als grootste werkgever, ontkomt hier niet aan. Bestuurders, zeg de minister of zijn of haar afgezanten, onderhandelen met vakbonden over de poen en arbeidsvoorwaarden van bijna 920.000 ambtenaren (bron: BiZa – jaar 2018). En elk jaar betwijfelt Den Haag de representativiteit van de vakbonden. Maar is dat wel terecht? Wat zeggen de cijfers eigenlijk?
Nederland telde in 2018 zo’n 1,7 miljoen vakbondsleden (bron: CBS). Dat is zo’n 19% van de beroepsbevolking. Dat lijkt mij een representatief aantal. Laten we deze cijfers eens vergelijken met politieke partijen.
In januari 2019 hadden politieke partijen in totaal 315.019 leden (bron: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen) en zo’n 13 miljoen kiesgerechtigde Nederlanders. Die 315.000 leden vertegenwoordigen slechts 2,4% van de kiesgerechtigden. Vakbonden hebben naar verhouding acht keer zoveel leden. Het is nogal aanmatigend om als politiek dan vragen te stellen bij de relevantie en invloed van de vakbonden.
Politieke partijen als exclusief leverancier
Uit die 315.000 partijleden putten de partijen alle mensen om politieke functies in Nederland te vervullen. En of we het nu hebben over een voetbalclub, muziekvereniging of hengelsportvereniging, het is overal hetzelfde. Slechts een klein aantal leden trekt de kar, nog een paar leden willen nog wel eens iets doen maar de overgrote meerderheid leunt achterover. Ik vraag me sterk af of dat bij politieke partijen anders is.
Laten we zeggen dat, net als bij andere verenigingen, 10% van de leden van politieke partijen inderdaad actief is. Ze zitten in het lokale en/of regionale bestuur, schrijven pamfletjes, doen voorstellen naar de partijtop en alles wat komt kijken bij het besturen van de vereniging zelf. Het is billijk om te stellen dat het aantal actieve politieke partijleden op 32.000 zal uitkomen.


Maar niet iedereen die actief is in de partij zal ook bereid zijn een politieke functie te gaan vervullen. Waarschijnlijk ligt dit getal lager maar dat kan ik niet hard maken met cijfers. Laten we uitgaan dat ook 32.000 partijleden bereid zijn een politieke functie te gaan vervullen. Dat lijkt een fors aantal. Klopt dat nou ook? Nou, voor alle duidelijkheid, de heer Fortuyn, hij zat zeer dicht op het Haagse wereldje, was van mening dat er slechts 20.000 personen bereid zijn een politieke functie te gaan vervullen. (bron: De puinhopen van acht jaar Paars) Vanuit die invalshoek is het aantal van 32.000 erg coulant.
De politieke arbeidsmarkt in aantallen
Op elke arbeidsmarkt speelt de verhouding tussen vraag en aanbod van gekwalificeerd personeel een belangrijke rol. Hoe ziet verhouding tussen vraag en aanbod eruit op de politieke arbeidsmarkt?
Er zijn volgens de VNG 8914 raadsleden, zo’n 1144 wethouders en 355 burgemeesters. Verder zijn er bij elkaar 630 gedeputeerden en statenleden. En dan in het Haagse 33 leden van het kabinet, 150 leden in de Tweede en 75 in de Eerste Kamer. Vervolgens zijn daar nog de waterschappen. Dijkgraven, heemraden en ingezetenen, bij elkaar 741 functies. In totaal 12.042 politieke functies. Het aantal kandidaten is echter beperkt; 32.000. Voor elke politieke functie zijn er dus zegge 2,63 kandidaten.
Ga je uit van 20.000 personen, het aantal dat de heer Fortuyn noemde, komt dat getal op 1,65 kandidaten per functie. Kortom, weinig kandidaten voor veel functies.
Geschiktheid om op het pluche te belanden
En van die kandidaten, rijp en groen, is af te wachten of ze überhaupt geschikt zijn voor de politieke functie waar ze op terecht komen. Er is immers geen schooldiploma waarmee je je politieke rijvaardigheid aan kunt tonen, nietwaar? Het is blijkbaar een ‘al-doende-leert-men’-verhaal. Da’s raar. Om een brommer te mogen rijden moet je al een examen doen en om iemands haar te mogen knippen moet je twee jaar een beroepsopleiding volgen.
Stel een accountantsbureau heeft een vacature voor een accountant en krijgt slechts 2,6 kandidaten op gesprek. Da’s geen riante keuze zou ik denken. Iemand met een kappersdiploma of waterbouwkundige solliciteert niet op de functie van accountant. Dus dat bureau krijgt 2,6 sollicitanten die grotendeels voldoen aan de eisen; er is wat te kiezen. Stel, het accountantsbureau krijgt geen geschikte kandidaten voor die vacature. Zou er dan maar een ingenieur of iemand uit de sociale sector worden aangenomen op die functie? Nee, natuurlijk niet.
Gebleken geschikt is niet belangrijk
Maar in de politiek is geschiktheid voor een functie helemaal niet relevant. Althans, dat denkt men. Na de coalitievorming, ongeacht of dit op gemeentelijk, provinciaal of landelijk niveau is, worden de functies ingevuld ongeacht de kennis, ervaring en deskundigheid van de betreffende politici.


Laten we er geen doekjes om winden, hoe groot is de kans dat coalitie voor elke politieke functie over een kandidaat beschikt met exact de juiste mix van vakinhoudelijke kennis, organisatorisch inzicht, bestuurlijke vaardigheid en financieel inzicht. Die kans lijkt net zo groot als een spel kaarten in de lucht gooien en ze vallen in volgorde op de grond. Let wel, deze lieden gaan over budgetten van tientallen of honderden miljoenen Euro’s in gemeenten en provincies of miljarden zoals in Den Haag. Toch wordt het pluche altijd gevuld en er zijn nooit vraagtekens bij de vakinhoudelijke kennis van een bestuurder, zijn of haar managementkwaliteiten, financieel inzicht of bestuurlijke kwaliteiten.
Even terug naar dat accountantsbureau. De zojuist aangenomen accountant wordt ziek, zou er als vervanger een salarisadministrateur of een juridisch medewerker komen? Nee, want dat zijn immers volstrekt verschillende takken van sport. In de politiek is dat geen enkel probleem. Valt er ergens een gaatje, speelt men de stoelendans. De minister van departement A gaat moeiteloos naar departement B. En iemand anders schuift fluks op het pluche van departement A. Kijk maar hoe het ging toen in 2019 Ollongren wegviel. De laatste ‘manoeuvres’ rond Ollengren en Kaag bij het samenstellen van het huidige regiem tonen dit nogmaals onweerlegbaar aan. Dossierkennis of inhoudelijk competent? De hele politieke kaste doet alsof dat geen enkel probleem is en ‘heeft er wel vertrouwen in’.
Vertrouwen…
Vertrouwen is mooi maar ik zie dat graag onderbouwd met feiten en prestaties uit het verleden. Licht je het doopzeel politici, tref je nauwelijks lieden die een echte baan hebben gehad. Lieden die voortdurend gehobbyd hebben in de politiek en/of aan de staatsruif hebben gehangen, die zijn er zat. Veel vergadertijgerervaring maar van enige ervaring op het niveau ‘met je poten in de modder’ is zelden sprake. Kijk bijvoorbeeld naar Hugo de J., Sharon D. of Johan R. die de schadeloosstelling van de aardbevingsschade in Groningen ‘regelde‘.


Zelfs wanneer we dat buiten beschouwing laten, geven de prestaties van bestuurders (en volksvertegenwoordiging) genoeg reden tot zorg. Ik noem er een paar: het doodgeboren kindje ‘de participatiemaatschappij’ van Rutte, de totaal mislukte ‘krachtwijken’ van Vogelaar en debacle van het C2000-avontuur en de politiereorganisatie door Opstelten en Teeven. En zo kun je nog wel even doorgaan; de lijst is eindeloos.
De laatste in de treurige lijst van falen, corruptie en manipulatie is de ‘aanpak’ van de coronahoax, die, zo blijkt zonneklaar uit de stukken die boven water kwamen na een WOB-verzoek, inderdaad een goed voorbereide totale hoax en een bestuurlijke beerput. die zijn gelijke niet kent. De Wannseeconferentie is er kinderspel bij.


Het spel is belangrijker dan de knikkers
Welk soort mensen vinden we op een verkiesbare plaats op de kieslijst? De mensen die ‘het spel’ leuk vinden of de vakinhoudelijk deskundige mensen? Deskundigen gaan voor de inhoud. Ze besturen op grond van vakkennis, ervaring, feiten, getallen, onderbouwing, risicoafweging. Zaken die voor onze politieke bestuurders nauwelijks relevant lijken maar vooral ‘het spel’ lijken te waarderen.
De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat men dient te besturen op grond van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur (ABBB). Toch zie je dat meer niet als wél gebeuren. De ABBB houden ‘dingetjes’ in als geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet, zorgvuldige besluitvorming, besluiten feitelijk en begrijpelijk onderbouwen, fair play, rechtszekerheid voor de burger en het nakomen van toezeggingen. Al deze zaken zijn geschoffeerd tijdens de coronahoax. De toeslagenaffaire was slechts een vingeroefening vergeleken hiermee.
Ben ik de enige die denkt dat politici in bestuurlijke en wetgevende kwaliteit tekortschieten? Lees hoe Tjeenk Willink, voormalig vicepresident van de Raad van State, de kwaliteit van de wetgever en bestuurders in 2013 fileert in zijn lezing De verwaarloosde staat . Ik citeer: ‘Het kost de volksvertegenwoordiging en de wetgever steeds meer moeite het evenwicht tussen democratie en rechtsstaat, tussen politieke en maatschappelijke diversiteit en eenheid te bewaren. Burgers voelen zich vaak niet meer politiek vertegenwoordigd. De politiek is “verbestuurlijkt”. De politieke legitimatie is verzwakt. De wetgeving wordt vooral als bestuursinstrument ingezet en de aandacht voor de eisen van de rechtsstaat is bij politieke bestuurders gering.’
En even verderop gaat hij verder: ‘Staatsrecht werd verdrongen door bestuursrecht; staatkunde door bestuurs- en bedrijfskunde. Dat is een belangrijke handicap bij het bewaken van de constitutionele (grondwettelijke) spelregels en het onderhouden van het besef dat het niet gaat om de Staat als bedrijf, maar om de staat van het recht; niet om de staat van het bestuur, maar om de Staat van de burger.’ Einde citaat.
Tot slot
Trek uw eigen conclusie. De mijne is simpel. Er is al decennia lang sprake van een diepgaand, schrijnend gebrek aan bestuurlijke en wetgevende kwaliteit. Dit gegeven is de oorzaak van zeer ernstige maatschappelijke problemen waarvan de fall out terecht komt bij u, de belastingbetalende burger.
In augustus 2020 schreef ik: ‘De gevolgen van Haagse beslissingen in de periode maart 2020 tot heden zijn van ongekende omvang en zullen onze kleinkinderen nog treffen. De toekomst zal mijn gelijk of ongelijk aantonen.’ Anno april 2022 lijkt het er sterk op dat ik helaas gelijk ga krijgen. Was het maar andersom.
Deel 2 van deze reeks gaat over het de mythe van de invloed van de kiezer.
Ik wens u vrijheid en de wijsheid er zorgvuldig mee om te gaan.